Regeling voor producten uit eigen bedrijf
Als een werkgever aan zijn werknemers een korting verleent bij de aankoop van goederen of diensten uit het eigen bedrijf, hoeft u deze korting niet tot het loon te rekenen. Tenminste, als aan de voorwaarden wordt voldaan. Welke mogelijkheden en valkuilen er zijn, leest u in dit artikel.
De regeling voor ‘producten uit eigen bedrijf’ is breed toepasbaar. Denk bijvoorbeeld aan een elektronicabedrijf dat personeelskorting verleend bij de aankoop van elektronische apparaten die bij hen in het bedrijf worden geproduceerd. Of aan een kledingwinkel waarbij de werknemers met korting kleren kunnen kopen, die zij vervolgens verplicht moeten dragen in de winkel. Maar u kunt ook denken aan een fietsenmaker die zijn werknemers de mogelijkheid geeft voor een 'vriendenprijsje’ fietsonderdelen aan te schaffen.
voorwaarden
Laten we beginnen met een opsomming van de voorwaarden. De korting of vergoeding die een werkgever aan zijn werknemers geeft op producten uit eigen bedrijf, blijft belastingvrije als:
de korting of vergoeding maximaal 20 procent van de waarde van de producten in het economische verkeer bedraagt; en
- de korting of vergoeding in totaal niet meer dan € 475 per kalenderjaar bedraagt; en
de producten voor het bedrijf niet branchevreemd zijn.
kortingspercentage
Het maximale kortingspercentage van 20 geldt per product. Het is dus niet toegestaan een gemiddelde korting van 20 procent te verlenen. Het bedrag van € 475 geldt per kalenderjaar. Maar het is wel zo, dat u de maximale vrijstelling mag verhogen met het vrijstellingsbedrag dat de werknemer in de voorgaande twee kalenderjaren niet heeft gebruikt. In 2007 mag u de maximale vrijstelling van € 475 dus verhogen voor zover de onbelaste korting of vergoeding die de werkgever in 2006 en 2005 gaf, minder is geweest dan € 475 per jaar. Een voorbeeld. Werknemer
Olivier heeft in 2005 € 125 korting benut en in 2006 € 275. Het maximale vrijstellingsbedrag
voor Olivier is in 2007 dus € 350 + € 200 + € 475 = € 1.025. Daarbij moet de korting per product wel beperkt blijven tot maximaal 20 procent per product, om belastingvrij te blijven.
tip
In beginsel moet u per werknemer bijhouden of het jaarmaximum wordt overschreden. Maar als – op basis van onderzoek of ervaringen – aannemelijk is dat dit voor alle personeelsleden of een te onderscheiden groep niet zal gebeuren, hoeft u het niet individueel bij te houden. Zo kunt u dus aan de hand van ervaringscijfers per werknemer aannemelijk maken dat deze geen hogere onbelaste korting geniet dan 20 procent per product en € 475 per jaar. Als daarbij ook nog het totaal van de personeelskortingen, gedeeld door het aantal personeelsleden, gemiddeld minder dan € 475 bedraagt, is een administratie per werknemer niet nodig.
niet-branchevreemd
Producten of diensten die de werkgever met korting verstrekt of vergoedt, mogen niet branchevreemd zijn. Dit houdt in dat het niet noodzakelijk om producten hoeft te gaan die in het bedrijf van de werkgever worden vervaardigd of verkocht. De belastingvrije korting kan ook gelden voor branche-eigen producten van het bedrijf of van een ander bedrijf binnen het
concern. Maar let op, het kan niet zo zijn dat de werkgever speciaal producten aankoopt met de bedoeling deze met korting aan het personeel te verstrekken.
verbonden vennootschappen
De regeling voor producten uit eigen bedrijf geldt ook als de korting wordt gegeven door een met het bedrijf verbonden vennootschap. Een verbonden vennootschap is in dit geval:
een vennootschap waarin de werkgever voor ten minste eenderde gedeelte belang heeft (dochtermaatschappij);
een vennootschap die voor ten minste eenderde gedeelte belang heeft in de werkgever (moedervennootschap);
een vennootschap waarin een derde partij voor ten minste eenderde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde partij ook voor minimaal eenderde gedeelte belang heeft in de werkgever (zustervennootschap).
gepensioneerden
De regeling voor producten uit eigen bedrijf kan ook van toepassing blijven als de dienstbetrekking is beëindigd door arbeidsongeschiktheid of pensionering. Dat betekent dus dat een arbeidsongeschikte of gepensioneerde werknemer bij zijn laatste werkgever gebruik kan
maken van de regeling voor producten uit het eigen bedrijf. Als de kortingsregeling zo wordt vormgegeven dat sprake is van een vrije vergoeding of verstrekking hoeft u deze werknemer niet in de loonadministratie op te nemen.
waarde
Over welke waarde moet de korting en het maximum worden berekend? U moet altijd rekenen met de consumentenprijs, ook wel de waarde in het economische verkeer (wev) genoemd. Ook bij producten uit eigen bedrijf in concernverband is de wev bepalend voor de toepassing van de regeling. Als werknemers met een kortingspasje in een winkel van het concern tegen de groothandelsprijs kunnen inkopen, moet u desondanks uitgaan van de consumentenprijs. U kunt voor de consumentenprijs wel uitgaan van de laagste prijs die u in de markt kan vinden. U mag bijvoorbeeld een lagere consumentenprijs in aanmerking nemen als u deze vindt bij een andere aanbieder. Daarbij moet sprake zijn van (bijna) hetzelfde product dat tegen dezelfde voorwaarden te koop is. Deze prijs is voor alle werknemers van het concern gelijk.
voorbeeld
Concern x bestaat uit drie bv’s. Bv a importeert goederen en verkoopt ze als groothandel (dus niet aan particulieren). Bv b transporteert goederen en bv c is een winkelketen waar de goederen voor consumenten te koop zijn. Bij bv a is de groothandelsprijs van een bepaald product € 10. Maar consumenten moeten bij bv c voor hetzelfde product een prijs betalen van € 20. Als de werknemers van dit concern het product met korting mogen aanschaffen, moet u uitgaan van
een waarde in het economische verkeer van € 20.
genietingsmoment
De waarde van het product in het economisch verkeer hangt samen met het genietingsmoment. Hierbij is de marktsituatie op dat specifieke moment bepalend. Het is daarom meestal niet mogelijk om voor de bepaling van de hoogte van de wev aan te sluiten bij de waarde die zich op korte termijn voor of na het genietingsmoment voordoet of voor heeft gedaan (bijvoorbeeld in geval van
uitverkoop). Het gaat echt om de waarde op het moment van genieten. Alleen als een product een bepaalde prijsstabiliteit heeft, kan het zo zijn dat de waardebepaling op één of enkele momenten per jaar voldoende is. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Het is raadzaam hierover te overleggen met uw belastinginspecteur.