Met collectieve WGA-premie werkt regering eigen visie tegen
De nieuwe regering geeft in het regeerakkoord aan dat het inzetbaar blijven van werknemers een primaire verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers. De overheid zou voor de noodzakelijke randvoorwaarden zorgen. Namelijk door een ‘leven lang leren’ centraal te stellen en te verankeren dat toekomstige generaties productief en gezond kunnen werken tot de steeds hoger wordende AOW-leeftijd. Focus op toekomstige inzetbaarheid is absoluut een goede zaak. Op een belangrijk punt maakt de regering echter een cruciale denkfout: het terugbrengen van de collectieve premie in de WGA, de regeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers.
Op dit moment is het zo dat werkgevers tien jaar lang een gedifferentieerde WGA-premie betalen. Oftewel: bedrijven waar weinig werknemers arbeidsongeschikt raken betalen minder premie dan de werkgever waar veel arbeidsongeschiktheid voorkomt. Alle investeringen om verzuim te voorkomen en te verkorten, vertalen zich terug in een lagere WGA-premie. Ook de werknemer profiteert van deze inzetbaarheidsmaatregelen simpelweg omdat hij zijn eigen inkomen kan blijven verdienen en niet afhankelijk wordt van een lagere (tijdelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Volgens het huidige plan zal een deel van de arbeidsongeschiktheidslasten over alle werkgevers gelijkmatig worden verdeeld. Je betaalt dus altijd premie ook al heb je geen enkele werknemer die de WGA instroomt. Inspanningen op het gebied van duurzame inzetbaarheid van werknemers worden dus minder beloond. En de werkgevers die erg hun best doen met preventie en re-integratie betalen wel mee aan de kosten voor arbeidsongeschiktheid bij andere werkgevers. Andersom geldt dus ook: hij die slecht presteert op duurzame inzetbaarheid krijgt daarvoor een beloning, omdat hij relatief gezien minder hoeft te betalen.
Er is dus geen sprake van ‘verlichting’ zoals de regering stelt, maar van verzwaring voor werkgevers die hun best doen om arbeidsongeschiktheid een halt toe te roepen.
Lessen uit het verleden
Met deze beleidswijziging blijkt dat de regering weinig heeft geleerd van het verleden. We gaan terug naar de tijd van de WAO, waarin alle werkgevers een gelijkwaardige bijdrage leverden aan de totale Nederlandse arbeidsongeschiktheidslasten. Werkgevers deden over het algemeen weinig om werknemers niet te laten uitvallen dan wel te begeleiden bij de re-integratie. Dit leidde uiteindelijk tot zo’n 1 miljoen WAO-gerechtigden. Onder andere de invoering van de WGA premiedifferentiatie heeft het aantal arbeidsongeschikten significant doen dalen. Op dit moment zijn er 170.000 WGA-uitkeringsgerechtigden. We zien dat werkgevers er nu alles aan doen om werknemers aan het werk te houden en te re-integreren. Veel werkgevers hebben preventieve programma’s om werknemers mentaal en fysiek gezond te houden, zodat zij gemotiveerd aan het werk kunnen blijven. Natuurlijk gebeurt dit vanuit goed werkgeverschap, maar zeker ook om de kosten van verzuim en arbeidsongeschiktheid te verlagen.
Door van een individuele premie naar een (gedeeltelijk) collectieve premie over te gaan, zal het weer de andere kant opgaan. Een werkgever zal minder geneigd zijn te investeren in verzuimpreventieprogramma’s, mee te werken aan re-integratie en het financieren van interventietrajecten. De werknemer is uiteindelijk de dupe omdat hij/zij niet de hulp en de middelen krijgt die nodig zijn om tot aan de AOW-leeftijd te kunnen blijven werken.
Betere re-integratie door persoonlijke begeleiding vanaf 1ste ziektedag
Cijfers van UWV laten zien dat bij werkgevers die de verzuimpreventie goed op orde hebben het aantal arbeidsongeschikten (de zogenaamde WGA instroom) aanzienlijk lager is dan bij de werkgevers die vertrouwen op het collectieve stelsel. Ook het aantal arbeidsongeschikten dat na een tijdje weer aan het werk kan is aanzienlijk hoger voor werkgevers die actief bezig zijn met het begeleiden van de re-integratie.
Een recente test in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken toont zelfs aan dat intensieve persoonlijke begeleiding vanaf de eerste ziektedag de gemiddelde Ziektewet-duur met 16 tot 20 procent verlaagt. Ondanks deze resultaten introduceert de regering de “ouderwetse” collectieve oplossingen, want net als bij de WGA wil de regering ook de loondoorbetaling bij ziekte voor kleine werkgevers gedeeltelijk collectief regelen.
De aangekondigde maatregelen staan haaks op de ingezette route om inzetbaarheid van werknemers te verhogen en de verplichtingen van werkgevers te verlichten. Het terugbrengen van meer collectiviteit kan wellicht een administratieve lastenverlichting voor werkgevers opleveren. Echter, voor de werkgevers die wél investeren in duurzame inzetbaarheid betekent het een behoorlijke financiële lastenverzwaring.