Logo
  • Nieuws
  • 8 mei 2019

Onderzoek: familiebedrijf niet de beste werkgever

Familiebedrijven investeren gemiddeld gezien minder in hun werknemers dan vergelijkbare niet-familiebedrijven. Zo biedt 85% van de familiebedrijven hun medewerkers trainingen en opleidingen tegenover bijna alle (97%) andere bedrijven. Ook is er een groot verschil als het gaat om flexibele werktijden: slechts bij 22% van de familiebedrijven is die mogelijkheid er terwijl veel meer (33%) niet-familiebedrijven hiervoor de ruimte geven.

Beeld Onderzoek: familiebedrijf niet de beste werkgever

Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het rapport Winnend werkgeverschap, een studie van Erasmus Centre for Family Business (ECFB), BDO Accountants & Adviseurs en Rabobank. Voor dit onderzoeksrapport werden acht management practices van duizenden ondernemingen in 37 landen, waaronder Nederland, nader bekeken: inclusiviteit, opleiding, carrière en mobiliteit, gezondheid en veiligheid, arbeidsomstandigheden, balans werk en privé, baanzekerheid en arbeidsconflicten.

De uitkomsten lijken tegenstrijdig aan het aloude beeld dat werknemers bij familiebedrijven beter af zijn dan bij andere bedrijven. “Met de managementaanpak van niet-familiebedrijven kunnen familiebedrijven hun werkgeverschap versterken. En dat hoeft niet alleen geld te kosten. In tegendeel: het leidt significant tot betere financiële prestaties”, zegt prof. dr. Pursey Heugens, hoogleraar en directeur van het ECFB aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Diversiteit en duurzaamheid

Werknemers zijn op zes van de acht onderzochte punten gemiddeld gezien slechter af bij familiebedrijven. “Naast de verschillen op het gebied van opleidingen en flexibele werktijden, voeren familiebedrijven minder vaak een actief loopbaanbeleid voor hun medewerkers en is er minder aandacht voor promotie en doorgroeimogelijkheden”, aldus Mirelle Pennings, Directeur Corporate Clients Nederland bij Rabobank.

Opvallend is het verschil op vlakken als diversiteit en duurzaamheid. Niet-familiebedrijven kiezen aanmerkelijk vaker voor het invoeren van (vrijwillige) diversiteitstargets (39% tegen slechts 3% van de familiebedrijven). Ook is er minder oog voor arbeidsomstandigheden bij leveranciers en duurzaamheid van de bedrijfsketen. Dit wordt gevoed door druk van aandeelhouders en de maatschappij – een druk die familiebedrijven minder ervaren.

Wederkerige loyaliteit versus arbeidsmobiliteit

In familiebedrijven is het werkgeverschap vaak gebaseerd op wederkerige loyaliteit. “Dat brengt ook voordelen met zich mee. Zo scoren familiebedrijven erg goed als het gaat om baanzekerheid, bijvoorbeeld in geval van gedwongen ontslag. De kans om je baan te verliezen is bij een familiebedrijf bijna een kwart kleiner dan bij een niet-familiebedrijf”, stelt Joost Vat, partner bij BDO en specialist op het gebied van familiebedrijven. Ook hebben deze bedrijven door de grotere loyaliteit minder vaak te maken met stakingen of werkonderbrekingen.

Familiebedrijven die zich meer richten op loyaliteit dan op arbeidsmobiliteit laten verbeterpotentieel onbenut. Als het ‘gemiddelde’ familiebedrijf zijn werkgeverschap zou optrekken naar dat van een gemiddeld ander bedrijf, dan zorgt dat voor betere resultaten. Meer inzet op mobiliteit, training en opleiding, flexibele arbeidstijden en meer aandacht voor de (mentale) gezondheid van medewerkers leidt voor familiebedrijven dus tot betere financiële prestaties.

Producttips

Volg HR Praktijk

Word gratis lid en ontvang op dinsdag en donderdag het laatste HR-nieuws in uw mailbox! Én als lid krijgt u ook toegang tot exclusieve online artikelen.