Logo
  • Blog
  • 25 november 2014

Inhoudingsplicht bij payroll overeenkomst

De Belastingdienst legt een kinderdagverblijf naheffingsaanslagen en verzuimboetes op in verband met niet betaalde loonheffingen voor werknemers. Het kinderdagverblijf stelt dat het ten onrechte als inhoudingsplichtige wordt aangemerkt. Op grond van een overeenkomst tot payrolling zou niet het kinderdagverblijf maar een derde juridisch werkgever en dus inhoudingsplichtig zijn.

Het kinderdagverblijf maakt deel uit van een grotere groep. Sinds de overname van de groep door een derde heeft het kinderdagverblijf geen loonheffingen meer afgedragen voor de werknemers. In tegenstelling tot de Belastingdienst is het kinderdagverblijf van mening dat zij niet inhoudingsplichtig is. De rechter stelt dat op grond van de Wet op de Loonbelasting inhoudingsplichtige is degene tot wie een of meer personen in dienstbetrekking staan. Op grond van het Burgerlijk Wetboek is sprake van een arbeidsovereenkomst indien een werknemer zich verbindt in dienst van de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

Overeenkomst

Het kinderdagverblijf is van oordeel dat de vorige eigenaar van de groep nog steeds inhoudingsplichtig is. Verwezen wordt naar een gesloten overeenkomst tot payrolling waarin onder meer is opgenomen dat deze derde de salarissen en de loonheffingen voor het kinderdagverblijf zal voldoen en de aangifte loonheffingen zal verzorgen. Het kinderdagverblijf betaalt in verband hiermee aan deze derde als voorschot een bedrag van EUR 657.00,00.

Netto loonbetalingen

De rechtbank oordeelt dat, afgezien van de vraag of met het aangaan van een dergelijke overeenkomst het werkgeverschap overgedragen zou kunnen worden aan de derde, het verweer van het kinderdagverblijf faalt omdat geen uitvoering is gegeven aan de payroll overeenkomst. Daarbij is in aanmerking genomen dat het kinderdagverblijf zelf steeds de netto loonbetalingen aan de werknemers heeft verricht, en de derde weliswaar aangifte loonheffingen heeft gedaan maar geen loonheffingen heeft afgedragen. Daarnaast is door het kinderdagverblijf ook niet aangetoond dat het op grond van de payroll overeenkomst een bedrag als voorschot aan de derde heeft voldaan. Betalingen die door het kinderdagverblijf aan de derde zijn verricht werden bovendien door de derde direct teruggeboekt naar rekeningen van de echtgenote van de directrice van het kinderdagverblijf.

Verzuimboetes

Bovendien oordeelt de rechter dat de Belastingdienst terecht verzuimboetes ter grootte van 50 procent van de nageheven loonheffing heeft opgelegd. Door te handelen alsof wel uitvoering werd gegeven aan de overeenkomst tot payrolling en te doen alsof niet zijzelf maar de derde de inhoudingsplichtige was, is het aan (voorwaardelijk) opzet van het kinderdagverblijf te wijten dat de betaling van de loonheffingen achterwege is gebleven. Naar het oordeel van de rechtbank moet het kinderdagverblijf vanwege de aangehaalde omstandigheden zich ervan bewust zijn geweest dat zij de inhoudingsplichtige was.


Bron: Rechtbank Den Haag, team Belastingrecht, 6 maart 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:3040

Volg HR Praktijk

Word gratis lid en ontvang op dinsdag en donderdag het laatste HR-nieuws in uw mailbox! Én als lid krijgt u ook toegang tot exclusieve online artikelen.