
Dat blijkt uit onderzoek van Nina Douwen die op 5 juni is gepromoveerd aan de Radboud Universiteit.
In haar onderzoek nam Van Douwen diversiteitsinitiatieven bij Defensie onder de loep. Ze interviewde 65 betrokkenen, waaronder medewerkers van een van de diversiteitscommissies.
“Ik onderzocht Defensie, omdat het vaak wordt gezien als een organisatie die haaks staat op ideeën over gelijkheid en inclusie. Tegelijkertijd is ook daar de laatste jaren steeds meer aandacht voor diversiteit”.
Volgens haar verschilt Defensie niet zoveel van andere grote hiërarchische organisaties die diversiteit willen aanpakken: “Zulke organisaties maken vaak een mooi plan om diversiteit aan te pakken, maar dat betekent nog niet dat het zo uitgevoerd wordt.”
Jaarlijkse diversiteitsdag is niet genoeg
De uitvoering stokt om verschillende redenen, ziet Van Douwen. Zo hebben medewerkers die bij het diversiteitsbeleid betrokken worden, niet altijd voldoende organisatorische macht. Of het ontbreekt ze aan expertise om de juiste maatregelen te nemen die verandering teweegbrengen.
Volgens Van Douwen zijn het ook vaak mensen die zélf tot de minderheidsgroep behoren of die persoonlijke affiniteit hebben met het onderwerp. “Maar ze krijgen er zelden tijd, middelen of formele verantwoordelijkheid voor. Dat maakt het een uitdaging om echte verandering te realiseren”, aldus de onderzoeker.
Ze waarschuwt voor ‘symbolische maatregelen’. “Een jaarlijkse diversiteitsdag of een bewustwordingstraining kan goed bedoeld zijn, maar als dat het enige is wat je doet, creëer je eerder een gevoel van ‘we hebben er iets mee gedaan’ dan dat je structureel iets verandert.”