In september 2007 tekenen een werkgever en werkneemster een arbeidsovereenkomst voor zes maanden voor de functie van accountmanager. In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst wordt een proeftijd opgenomen.

 

In de periode voor 1 november hebben de partijen regelmatig contact over de afloop van het zwangerschapsverlof, de overdracht van een account en het bestellen van een leaseauto. Op 25 oktober deelt de werkgever de werkneemster mee dat hij van de arbeidsovereenkomst afziet. Hij biedt de werkneemster een vergoeding van tweeduizend euro bruto aan.

 

De werkneemster eist een veel hogere schadevergoeding en vindt dat de werkgever de kosten van het geding moet betalen. Zij meent dat de werkgever in een te laat stadium en onvoldoende onderbouwd de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. De werkgever handelt volgens haar onzorgvuldig en in strijd met het goed werkgeverschap.

 

De werkgever voert aan dat de reden voor beëindiging alleen is gelegen in de persoon en kwaliteiten van de werkneemster.

 

De kantonrechter sluit aan bij de heersende rechtspraak en wijst de vorderingen van de werkneemster af. Hij vindt dat de woorden ‘zolang die tijd niet is verstreken’ in artikel 7: 676 BW door de wetgever expliciet zijn opgenomen om aan te geven dat de opzeggingsbevoegdheid ook geldt voordat de werkzaamheden zijn begonnen.

 

Tip

Wanneer voor of in de proeftijd blijkt dat de werknemer niet geschikt is voor zijn functie, hoeft dit geen probleem op te leveren. De arbeidsovereenkomst kan dan zonder al te veel plichtplegingen worden opgezegd.

 

Meer informatie: mr. E. Bakhuis. De uitspraak werd gedaan door de kantonrechter te Alphen a/d Rijn (17 juni 2008, JAR 2009, p. 41).