In de periode van 1978 tot 1 juni 2008 heeft de opdrachtnemer op basis van een opdrachtovereenkomst werkzaamheden verricht voor een omroep. Het gaat hierbij voornamelijk om het redigeren van de dagelijkse medische berichtgeving op de teletekstpagina van de omroep. Met ingang van 1 juni 2008 heeft de omroep de medische rubriek op teletekst stopgezet.

 

Opzegvergunning UWV noodzakelijk

Hierop heeft de werknemer een verklaring voor recht gevorderd dat hij werknemer is in de zin van het BBA, alsmede doorbetaling van het honorarium totdat de arbeidsverhouding rechtsgeldig is geëindigd. Het BBA bepaalt kort gezegd dat, naast een werknemer in de zin van art. 7:610 BW, ook degene die persoonlijk arbeid verricht voor een ander als werknemer wordt aangemerkt, tenzij hij dergelijke arbeid in de regel voor meer dan twee anderen verricht, hij zich door meer dan twee andere personen laat bijstaan of deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is. In dat geval heeft een opdrachtgever dus een opzegvergunning van het UWV nodig.

 

BBA biedt bescherming aan werknemer

De Hoge Raad overweegt dat het BBA bescherming beoogt te bieden aan de daarin omschreven ‘werknemers’ en dat brengt mee dat de genoemde criteria objectief van aard zijn, met uitzondering van het vereiste van het persoonlijk verrichten van de arbeid, omdat daarbij de subjectieve partijbedoelingen een rol kunnen spelen. Daarnaast brengt deze strekking mee dat het voor bescherming op het moment van beëindiging van de arbeidsverhouding voldoende is dat op dat moment aan de genoemde criteria wordt voldaan. In deze zaak was dit inderdaad het geval, waarna de werknemer in het gelijk is gesteld door de Hoge Raad.

 

Hoge Raad, 9 december 2011, LJN: BT7500

 

Tip

Er is in beginsel geen sprake van een arbeidsverhouding in de zin van het BBA als er op het moment van beëindiging van de arbeidsverhouding geen persoonlijke arbeid wordt verricht door de opdrachtnemer of als de opdrachtnemer meer dan twee opdrachtgevers heeft.