Tijdens een steekproef blijkt dat de werknemer op 29 april 2005 het door de werkgever aan hem verstrekte flexibele krediet heeft verhoogd. Op 10 januari 2006 verhoogde hij tevens het aan hem verstrekte hypotheekkrediet. De werknemer wordt wegens schending van de interne gedragslijn op staande voet ontslagen. Het vertrouwen is onherstelbaar geschonden.

 

Tweede kans

De werknemer erkent dat hij in strijd met de richtlijn heeft gehandeld, maar stelt dat dit in de gegeven omstandigheden geen dringende reden oplevert. De werkgever heeft volgens hem onvoldoende rekening gehouden met zijn goede functioneren. Hij oppert tevens dat een collega hem de betreffende kredietverhogingen ook had toegestaan. De werkgever heeft door de verhogingen geen schade geleden. Bovendien heeft de werknemer nu een functie waarin zich geen herhaling van de verweten gedraging kan voordoen. De werknemer stelt dat hij derhalve een tweede kans verdient.

 

Vordering afgewezen

De kantonrechter overweegt dat de werkgever terecht een zwaarwegend belang hecht aan de gedragsregel. “Juist voor medewerkers van een financiële instelling moeten duidelijke regels worden gesteld ter voorkoming bij de buitenwereld van enige schijn van bijvoorbeeld mogelijke zelfverrijking of handelen met voorkennis door de medewerkers”, aldus de kantonrechter. Hij is van oordeel dat niet aannemelijk is dat het ontslag op staande voet in een eventueel te voeren bodemprocedure geen stand zal houden. De vordering van de werknemer wordt daarom afgewezen.

 

Voor een ontslag op staande voet moet er sprake zijn van een objectief dringende reden, die reden moet ook subjectief als dringend worden ervaren, de reden van het ontslag moet gelijktijdig aan de wederpartij worden medegedeeld en de arbeidsovereenkomst moet onmiddellijk eindigen.

 

Kantonrechter Roermond, 20 mei 2009, JAR 2009/192