Eenwerkgever ontslaat een werknemer op staande voet. De werknemer beroept zich op de nietigheid hiervan. Vervolgens reageert de werkgever met een voorwaardelijk ontbindingsverzoek. De werkgever doet dit laatste om door middel van een ontbinding zeker te zijn van het einde van de arbeidsovereenkomst, voor het geval een andere rechter zou bepalen dat het ontslag op staande voet ongeldig is. Ook bij een voorwaardelijke ontbinding kan de rechter een vergoeding toekennen. Kan de werknemer die vergoeding direct opeisen?

 

Volgens de al wat oudere, maar onlangs gepubliceerde uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage wel. De rechter wijst op een uitspraak van de Hoge Raad uit 1997, waarin zij leest dat de vergoeding opeisbaar is vanaf de dag waarop de kantonrechter de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk heeft ontbonden.

 

Formulering

De formulering van de voorwaarde waaronder die vergoeding is toegekend, is daarbij van groot belang. Vaak is die zodanig dat de voorwaardelijke vergoeding pas opeisbaar is als definitief door een andere rechter is vastgesteld dát het ontslag op staande voet ongeldig is. In zo’n geval kan de werknemer de voorwaardelijke vergoeding dus pas veel later opeisen en moet hij er een aparte bodemprocedure voor voeren.

 

In dit specifieke geval was de voorwaarde zo geformuleerd dat de rechter vindt dat de voorwaardelijke vergoeding direct al door de werknemer kan worden opgeëist.

 

Tip 

Zorg ervoor dat de rechter de voorwaarde zo formuleert dat een eventuele vergoeding pas opeisbaar is nadat de rechter in een bodemprocedure heeft beslist dat er nog een arbeidsovereenkomst bestaat. Dit heeft u tot grote hoogte zelf in de hand door het voorwaardelijke ontbindingsverzoek zorgvuldig op te stellen.

 

Voorzieningenrechter Rechtbank ’s-Gravenhage 12 februari 2008, LJN: BH9019