Logo
  • Nieuws
  • 3 juli 2012
  • mr. Esther Burgers, Boontje Advocaten

Receptioniste doet zich voor als tandarts: op staande voet ontslagen

Een werkneemster is in dienst getreden bij een tandartsenpraktijk als schoonmaakster (en naar eigen zeggen als receptioniste). Vervolgens is zij door haar werkgever op staande voet ontslagen omdat zij zich onder andere tegenover een patiënt zou hebben voorgedaan als tandarts en een controle zou hebben uitgevoerd bij de patiënt.

Beeld Receptioniste doet zich voor als tandarts: op staande voet ontslagen

De werkneemster heeft daarop de nietigheid van het ontslag ingeroepen en daarna doorbetaling van loon gevorderd. Omdat het gegeven ontslag op staande voet volgens de rechter niet rechtsgeldig was is de loonvordering van de werkneemster toegewezen, maar deze is wel gematigd van 22 maanden naar 3 maanden.

 

Ontslagreden onduidelijk

Naast het ontslag op staande voet van 18 juli 2007, heeft de werkgever de rechter verzocht de arbeidsovereenkomst – voor zover deze nog bestond – te ontbinden. Maar dit verzoek werd door de werkgever pas ruim anderhalf jaar later ingediend. Vervolgens is de arbeidsovereenkomst met ingang van 16 april 2009 ontbonden. Omdat het ontslag op staande voet volgens de werkneemster niet rechtsgeldig was gegeven, heeft zij doorbetaling van het loon over de periode 18 juli 2007 – 16 april 2009 gevorderd. De kantonrechter deelde deze mening en oordeelde dat de ontslagreden niet direct duidelijk is geweest voor de werkneemster. Volgens het hof was de ontslagreden onder de gegeven omstandigheden in ieder geval onvoldoende grond geweest om de werkneemster op staande voet te ontslaan. Een waarschuwing zou hebben volstaan. De loonvordering over deze periode werd vervolgens toegewezen, ware het niet dat deze gematigd moest worden.

 

Matiging van de loonvordering

Op grond van artikel 7:680a BW is een rechter bevoegd een loonvordering te matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Dit is een strenge toets waarbij de rechter een mate van terughoudendheid dient te betrachten. Zowel de kantonrechter als het hof zijn in deze zaak van oordeel dat de volledige toewijzing van de loonvordering van de werkneemster tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden. Het hof oordeelde dat bij een volledige toewijzing, een wanverhouding zou ontstaan tussen de tijd waarover loon moet worden betaald (bijna 22 maanden) en de tijd die de werkneemster feitelijk voor de werkgever heeft gewerkt (12 maanden). Dit zou een matiging van de loonvordering tot drie maanden rechtvaardigen, aldus het hof.

 

De Hoge Raad deelt dit oordeel niet en vernietigt het arrest van het hof. De Hoge Raad ziet niet in waarom er van een zodanige wanverhouding sprake zou zijn. Zeker niet nu de werkgever ruim anderhalf jaar na het ontslag op staande voet, ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft verzocht. Het lijkt erop neer te komen dat de werkgever het oplopen van de loonvordering geheel aan zichzelf te wijten heeft.

 

Hoge Raad, 1 juni 2012, LJN: BV7347

 

Tip

Een rechter zal niet snel overgaan tot matiging van een loonvordering. Om in ieder geval de hoogte van een loonvordering beperkt te houden, doet een werkgever er verstandig aan om tijdig een voorwaardelijke ontbindingsprocedure te starten. Dit is zeker aan te raden wanneer enige onzekerheid bestaat over de geldigheid van een ontslag op staande voet.

Producttips

Volg HR Praktijk

Word gratis lid en ontvang op dinsdag en donderdag het laatste HR-nieuws in uw mailbox! Én als lid krijgt u ook toegang tot exclusieve online artikelen.