Logo
  • Nieuws
  • 19 oktober 2010
  • Lianne Bouman

Geen lasten meer met pensioenbreuk

Werkgevers kunnen voor onaangename verrassingen komen te staan door kosten uit waardeoverdracht van pensioenen. Oorzaak van deze kosten is de wijze waarop pensioenuitvoerders om moeten gaan met waardeoverdracht van pensioen. In 2011 komt daar een einde aan.

Beeld Geen lasten meer met pensioenbreuk

Werkgevers worden volgend jaar niet langer geconfronteerd met waardeoverdrachtlasten. Dit komt door het verschil tussen de rekenrente van het pensioencontract en het wettelijk standaardtarief van de waardeoverdracht. Deze extra last kan nu fors in de papieren lopen.

 

De waardeoverdracht

Als een werknemer van werkgever wisselt, informeert de nieuwe werkgever of de werknemer het pensioen wil meenemen. Meenemen betekent dat het geld dat in het pensioenfonds van de oude werkgever zit, wordt overgeheveld naar het fonds van de nieuwe werkgever. De waardeoverdracht biedt werknemers de mogelijkheid om bij verandering van werkgever een (mogelijke) pensioenbreuk te beperken. Bij een waardeoverdracht moet de werkgever de door de nieuwe werknemer tijdens het vorige dienstverband opgebouwde pensioenafspraken inkopen in zijn pensioenregeling. Individuele waardeoverdracht voor de nieuwe werknemer is echter niet altijd gunstig, soms zelfs zeer nadelig.

 

Procedure

De overdrachtkoopsom van een waardeoverdracht wordt berekend aan de hand van verschillende actuariële grondslagen, waaronder het standaardtarief voor waardeoverdracht (2010:4,122 procent). Het standaardtarief bedraagt voor het jaar 2011 2,984 procent. De pensioenuitvoerder bepaalt vervolgens welke koopsom nodig is om de pensioenaanspraken, die de werknemer in de oude pensioenregeling heeft opgebouwd, in te kopen in de nieuwe pensioenregeling. Daarbij geldt als rekenrente de rente in het pensioencontract dat de werkgever heeft (in de meeste gevallen is dit drie procent).

 

Nu

Tot 2011 moet de nieuwe werkgever de koopsom die ontstaat uit het verschil in rekenrente van het pensioencontract en het standaardtarief in één keer betalen. De pensioenuitvoerder krijgt op basis van een rekenrente van 4,122 procent minder geld binnen dan op basis van een rekenrente van 3 procent ingekocht diende te worden.

 

2011

In 2011 is waardeoverdracht een risico voor de oude werkgever in plaats van de nieuwe werkgever. Dan komt het standaardtarief lager uit, dan de geldende contractrente van drie procent, en moet de oude werkgever bijbetalen. Dit leidt voor de nieuwe werkgever niet tot een terugbetaling van een koopsom. Wat de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever meer ontvangt dan nodig is voor de in te kopen aanspraak, moet in de toekomst aangewend worden voor verbetering van de pensioenrechten (indexatie).

Producttips

Volg HR Praktijk

Word gratis lid en ontvang op dinsdag en donderdag het laatste HR-nieuws in uw mailbox! Én als lid krijgt u ook toegang tot exclusieve online artikelen.