Toen directeur Coen Rooijmans anderhalf jaar geleden aantrad kon niemand hem uitleggen waarom de flexibele schil van 45 tot 50 procent zo groot was als ie was. “We hebben kritisch gekeken naar alle rollen in de productie: voor welk werk moeten bijvoorbeeld mensen opgeleid worden en wat is ongeschoold werk? Daarbij hebben we geïnventariseerd welk werk vast moet zijn en welk werk door uitzendkrachten kan worden gedaan, zodat we toch conjuncturele wisselingen kunnen opvangen, want dat hoort bij goed werkgeverschap,” aldus Rooijmans in De Volkskrant.

 

Goed werkgeverschap

Uit het onderzoek bleek dat een flexibele schil van 25 tot 30 procent voldoende is en dat het continu opleiden van nieuwe tijdelijke collega’s de vaste krachten demotiveerde en ook de kwaliteit niet ten goede kwam. Rooijmans vindt dan ook dat werkgevers zich veel vaker moeten afvragen waarom ze een bepaalde hoeveelheid flexibele krachten in dienst hebben. “Ik vind dat werkgevers dat ook best mogen uitleggen. Flexibel werk hoort bij de huidige arbeidsmarkt, maar moet wel verantwoord zijn. Dat er iets aan het ontslagrecht moest gebeuren, wist iedereen, maar het is niet verkeerd om ook wat bescherming te bieden.”